Spiritualiteit & Samenleving Spiritualiteit, Management & Samenleving Magazine Spirituality Issue 6, 16-April-21 NL

Tekenen van hoop in de huidige crisis: perspectieven uit het hindoeïsme

De afgelopen maanden toonden aan hoe kwetsbaar het menselijk leven is. Velen hebben vanwege de pandemie te maken met de ingrijpende gevolgen van een lockdown. Die is niet alleen plaatselijk maar ook mondiaal. Sommige landen zijn ernstig getroffen, andere landen lijken de situatie enigszins onder controle te hebben. Het bewaren van fysieke afstand is nog het minst erge aspect van de bezoeking van het coronavirus.

Onder zulke slechte omstandigheden zoekt men naar tekenen van hoop, naar iets dat ons laat weten dat het leven weer zijn normale loop zal hernemen. Men denkt dan vaak aan religieuze tradities die iets van vertroosting moeten bieden in tijden van verlies, ziekte, doodsangst en tegenspoed. Niet alleen de directe slachtoffers van het virus gaan lijden, maar ook allen die betrokken zijn met de slachtoffers, waaronder familie, vrienden, en wie te kampen heeft met hongersnood en economisch gebrek. Deze tijden zijn zwaar, meer nog voor de armen dan voor hen die nog over voldoende middelen beschikken om de lockdown door te komen.

In dit soort situaties verlangt men van religieuze tradities dat ze hun waarde en nut tonen. Dit geldt voor bijna alle grote wereldreligies, waaronder het hindoeïsme. Hindoeïsme is uitgestrekt en diep als een oceaan. Het is daarom een uitdaging om in die oceaan te duiken naar parels die wat nieuwe glans kunnen teruggeven aan gebroken levens. Binnen het hindoeïsme is er veel om uit te kiezen.

Hindoe filosofisch denken

Laten we eerst eens kijken naar de meer filosofische manieren van denken; deze zijn vooral te vinden in de relatief beter bekende systemen als Sāṃkhya, Nyāya, Vedānta en Yoga. Het is niet voor niets dat menselijk lijden het centrale uitgangspunt vormt van veel oude Indiase theologische stelsels (hindoeïstisch, boeddhistisch en jainistisch). 

In plaats van theologische stelsels zouden ze beter soteriologische stelsels genoemd kunnen worden. Een soteriologie of soteriologisch stelsel behelst leerstellingen die een weg van bevrijding aangeven; of anders gezegd: een soteriologisch stelsel leert methoden om bevrijd te worden van lijden. Het is misschien al een teken van hoop dat deze Indiase leerstelsels uitgaan van de mogelijkheid dat men van lijden bevrijd kan worden. Ik zal me in wat volgt beperken tot enige hindoeïstische systemen omdat die meer van direct belang kunnen zijn voor de lezers van dit blad.

Het idee dat achter de hindoeïstische theorie van bevrijding ligt, zoals het eerder genoemde Sāṃkhya, de Nyāya, de Vedānta en de Yoga, is tweeledig: (1) de leer van karma, oftewel de gevolgen die een individueel persoon ondergaat van eigen goede en slechte daden; (2) de leer dat alles in de kosmos verbonden is door oorzaken en gevolgen. Dit laatste betekent dat de slechte gevolgen, die men nu ondergaat van vroegere daden, kunnen worden tegengegaan door huidige betere daden die tot een beter resultaat in de toekomst leiden. Er is bijna geen hindoe-systeem van denken dat gelooft in willekeurige gebeurtenissen die door een Hoogste Wezen zou zijn gewild.

In principe werkt de kosmos volgens logische wetmatigheden en is zo tot op zekere hoogte voorspelbaar. Dit betekent natuurlijk wel dat er nog steeds dingen zijn die we niet kunnen weten of dingen die zouden kunnen gebeuren waar we geen weet van hebben. Niettemin kunnen we ervan uitgaan dat hindoeïstische denksystemen de individuele mens helpen om controle te krijgen over het eigen leven en over de levenscrises. Dit betekent overigens dat de filosofische/religieuze oplossingen die geboden worden niet onmiddellijk pijn of ziekte wegnemen. Daarvoor hebben we nog steeds wetenschap en goede gezondheidszorg nodig. De Indiase soteriologische stelsels bieden wel hulp voor de psychologische gevolgen van fysiek lijden. Ze reiken de individuele zoekende mens methoden aan om met onvermijdbaar fysiek lijden om te gaan. Dit is moreel wijs en compassievol. Immers men behoort iemand die lijdt geen onmogelijke of onwaarschijnlijke vormen van vertroosting voor te houden.

De Sāṃkhyakārikā (vers 1), een tekst die één van oudste Indiase stelsels van soteriologie beschrijft, stelt dat de mens drie soorten lijden ondergaat: (1) ziekten en psychologisch onbehagen; (2) wat anderen je aandoen; (3) overstromingen, aardbevingen en dergelijke. Voor al deze oorzaken van lijden zijn tegenmiddelen voorhanden: medische wetenschap, het vermijden van dingen die pijn veroorzaken, en op je hoede zijn voor natuurrampen. Toch blijft de uiteindelijke opheffing van lijden het kennen van het verschil tussen bewustzijn enerzijds en de buitenwereld anderzijds. Het oude Sāṃkhya systeem raadt ons aan een diepgaande analyse te maken van ons eigen bewustzijn. Hierdoor zal ons duidelijk worden dat bewustzijn en de voorwerpen van het bewustzijn niet een en hetzelfde zijn. Lijden is iets uiterlijks. Oorzaken van lijden kunnen weggenomen worden maar lijden beroert uiteindelijk niet de diepste lagen van ons bewustzijn.

Diepgewortelde frustraties zijn moeilijker te overwinnen. Hierbij zijn de geestelijke technieken van de Nyāya en de Yoga een goed hulpmiddel. Nyāya Sūtra (1.1.2) stelt het volgende: ‘Uiteindelijke bevrijding [uit wedergeboortes] komt tot stand door de verdwijning van verkeerde kennis, morele fouten, wereldse activiteit, geboorte, en lijden. In deze volgorde moet men ze een voor een laten verdwijnen.’ Zo schrijft het Nyāya Sūtra dus voor dat de uiteindelijke bevrijding van lijden bereikt moet worden door het zich onthouden van overmatige activiteit, veel praten, en veel mentale activiteit. Verder dient men ook buitensporige verlangens op te geven, alsmede sterke afkeer en verwarring. Men moet streven naar het verkrijgen van ware kennis. Nyāya Sūtra benadrukt bovendien dat men ware kennis over zaken van het hoogste geestelijk belang pas verkrijgt door meditatie, zoals geleerd in de Yoga scholen, te beoefenen: ‘[Ware kennis wordt verkregen] door een hoge graad van beoefening van [meditatieve] concentratie [van het denkapparaat] (4.2.38).’ Verder zegt Nyāya Sūtra 4.2.42: ‘Er is de onderwijzing dat men geestelijke disciplines (yoga) moet beoefenen op eenzame plekken zoals wouden, grotten, of rivieroevers enz.’ Yoga betekent in dit verband ‘geestelijke discipline’. Yoga Sūtra (1.2) definieert in algemene termen zulke geestelijke discipline als de beperking of onderdrukking van mentale processen. Wanneer men dit met succes doet, verblijft het bewustzijn in zijn eigen ware vorm. Het geeft een hoopvol perspectief op de dingen en een vreugdevolle toekomstverwachting wanneer we ons realiseren dat ons eigen bewustzijn nooit buiten ons bereik ligt. We hebben geen bewustzijn, we zijn in fundamentele zin ons eigen bewustzijn. Dit inzien vereist geen extra dogma’s of geloof in iets. Zo’n visie op het leven hebben, is misschien niet makkelijk omdat we veel moeten afleren, maar het is ook niet onmogelijk en het gaat onze krachten niet te boven.

Devotionele benaderingen

Hindoeïstische soteriologie en filosofie zijn bedoeld voor zeer intellectueel ingestelde personen. Het hindoeïsme kent daarnaast veel andere manieren om dezelfde boodschap bij een groter publiek te brengen. Eén van die manieren om de grote massa filosofische visies te laten begrijpen is door middel van verhalen en vertellingen. Sommige van die verhalende teksten zijn heel bekend zoals het grote epos Mahābhārata. Een ander zeer bekend en wijd verbreid verhaal is het epos over het leven van prins Rāma en zijn broers: het Rāmāyaṇa. Waarschijnlijk net zo populair zijn de verhalen over Kṛṣṇa. Onder de literaire bronnen over Kṛṣṇa is het Bhāgavata Purāṇa wel één van de voornaamste. Voor veel hindoes is boek tien het meest geliefde deel eruit. Dit vertelt het leven van Kṛṣṇa, met name over zijn daden als koeherder in het landelijke Vṛndāvana (Brindavan in de buurt van Mathura in de deelstaat UP). Waar de soteriologische stelsels zoals Sāṃkhya, Yoga en Vedānta vooral ons in abstracte vorm iets leren, zijn het juist de devotionele verhalen, zoals van het Bhāgavata Purāṇa, die de abstracte leer verduidelijken door voorbeelden en dichterlijke beschrijvingen van de grote daden van de Hoogste Heer Kṛṣṇa. Deze verhalen laten ons zien dat we nooit helemaal alleen gelaten worden wanneer we met een crisis te maken hebben. Op de één of andere manier is de Godheid, waar ons bewustzijn deel van uitmaakt, toch altijd met ons. Zelfs de god Brahmā, de architect van het heelal, is zich hier niet altijd voldoende van bewust, zoals beschreven in het Bhāgavata Purāṇa, boek tien, hoofdstukken 13 en 14. Daarin bezingt hij in vele verzen de lof van Kṛṣṇa. Sommige verzen beschrijven Kṛṣṇa’s grootheid, genade en alomtegenwoordigheid:

‘O alomtegenwoordige, voor jou is het mogelijk, wiens grootheid vrij is van de guṇas, om vanuit persoonlijke ervaring gekend te worden door de reine zielen. Dit gebeurt vanwege het eigen wezen van het zelf [ātman], dat slechts door zichzelf gekend kan worden, en langs geen andere weg, want [het zelf] is onveranderlijk en zonder vorm.

Het zand van de aarde, de sneeuw in de lucht en de lichtstralen aan de hemel kunnen allemaal geteld worden door hen die daarin zeer bedreven zijn, hoewel het lange tijd duurt. Maar hoewel jij het wezen van alle eigenschappen bent, is niemand in staat jouw eigenschappen te tellen. Jij bent [naar de aarde] nedergedaald voor het welzijn van deze wereld.

Alleen hierom verkrijgt iemand jouw genade en leeft in een staat van bevrijd-zijn, wanneer die persoon jouw mededogen overdenkt en de gerijpte vruchten aanvaardt van al het verzamelde persoonlijke karma; omdat die persoon zich eerbiedig neerbuigt voor jou in gedachten, woorden en met het lichaam.’

(Boek 10.14.6-8; vertaling gebaseerd op het Engels van Edwin F. Bryant: Krishna: The Beautiful Legend of God. Penguin Books. 2003)

Dr. Victor van Bijlert
Faculty of Religion and Theology, Beliefs and Practices Vrije University, Amsterdam
https://research.vu.nl/en/persons/va-van-bijlert

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *