Reflecterend op mijn relatie met spiritualiteit, kan ik vaststellen dat deze begon tijdens mijn vroege kinderjaren als een reactie op verschillende gebedsliederen die ik zou horen. Hoewel ik deze reis begon met de religie die ik aanhang, heb ik mettertijd geleerd dat religie de spirituele ervaringen kan verduidelijken of versterken, maar ze niet definieert. Geboren in een Hindoe Telugu gezin uit de middenklasse, werd ik opgevoed in het uitvoeren van de rituelen van de religie, zoals Deeparadhana, het vereren van de plant Tulasi en het bezoeken van tempels, met name bij speciale gelegenheden. Door te kijken naar hoe mijn moeder de rituelen uitvoerde, hielp het mij om bepaalde heilige liederen uit het hoofd te leren. Als tiener vroeg ik mij echter af waarom ik het Hindoeïsme moest volgen, dat in de uitvoering van de rituelen vaak een dure aangelegenheid kon zijn, en verwarrend door haar polytheïstische aard.
Na wat onderzoek van andere godsdiensten, realiseerde ik mij dat het Hindoeïsme van nature respect biedt aan verschillende wezens van het dierenrijk in de vorm van Ganesha, Nandi, Tumbura, en verschillende andere natuurkrachten die "Gandharva's" worden genoemd. De overeenkomst die ik toen opmerkte was dat alle manifestaties van God de Abhaya Mudra (rechterhand tot schouderhoogte opgeheven met de handpalm en aaneengesloten vingers naar voren gericht) hadden, - hetgeen onbevreesdheid, vrede en bescherming symboliseert. Dit leidde tot de vraag, wat duiden de Goddelijke manifestaties, waar verzekeren zij ons van? Waarom hebben sommigen van hen een boze uitdrukking? En waarom worden ze vereerd? Natuurlijk leerde ik na verloop van tijd dat er omstandigheden zijn waarin de mens niet daadkrachtig handelt en sommige leiden ons naar onrechtvaardige paden. In moeilijke fasen van het leven hebben mensen enerzijds de zekerheid van het leven de overtuiging nodig dat alles in orde is en zal komen, en anderzijds soms ook de angst om gestraft te worden. Pas later wist ik dat beide uitingsvormen vereerde vormen zijnvan manifestaties van de verschillende energieën, die om ons heen bestaan en dat we een vorm van discipline nodig hebben om ze te ervaren.
Tijdens mijn late tienerjaren werd ik beïnvloed door de werken van Swami Vivekananda, die de Jnana-, Bhakti-, Karma-, en Dhyāna Yoga filosofieën uitlegde. Vreemd genoeg vond ik ze niet nieuw. Wel versterkt door de overtuiging dat er veel meer in het Hindoeïsme is dan wat ik wist en dat het meer is dan een religie. Na verloop van tijd begon ik de verschillende rituelen en praktijken passief te observeren. Het is in deze periode geweest dat ik in staat was om toe te passen wat ik eerder op school had geleerd. Ik had aan de Vivekananda Seva Samithi gestudeerd en had een basisopleiding gevolgd in het reciteren van mantra's, stotra's en in de beoefening van haṭha Yoga. Door deze kennis en dit bewustzijn samen te voegen, kreeg ik meer inzicht in de relatie tussen het lichaam en de Ziel, en hoe dit tot uiting komt in dagelijkse situaties. De lezing van Vivekananda die kan worden samengevat als, "het universum ontstond uit een ruimte en de prāṇa verspreidde zich in de verschillende levensvormen die er bestaan zoals wij die zien" en zijn uitleg dat "alle levende wezens voortdurend in beweging zijn om zich te verenigen en het allerhoogste wezen te worden", was voor mij zinvol. Mijn begrip van de relatie tussen Jīvātmā en Paramātmā was dus verbeterd en ik werd al snel hiervan bewust tijdens de rituelen die ik uitvoer.
बड़ा कमजोर हैं आदमी, अभी लाखों हैं इस में कमी पर तू जो खड़ा, हैं दयालू बड़ा, तेरी क्रिपा से धरती थमी
baḍā kamajora hai ādamī, abhī lākhoṃ haiṃ isa meṃ kamī para tū jo khaḍā, hai dayālū baḍā, terī kirapā se dharatī thamī
De bovenstaande regels uit dit lied herinnerden mij eraan hoe zwak wij als mensen zijn, en hoe overgave aan een hogere energiebron ons kan helpen onszelf te helen. (couplet uit het gebedslied “Aye Malik Tere Bande Ham”, Hindi film "Do Aankhen Barah Haath”)
Aan de andere kant waren mijn ervaringen als individu uniek voor mij. Volgens mijn familie was en ben ik als kind overgevoelig en reageer ik anders op tempels en heiligdommen dan de anderen die zij kennen. Ik veronderstel dat dit zo is omdat mijn energieniveaus gemakkelijk worden geraakt. Dit was ook duidelijk voor mij, toen ik begon mee te doen aan de jaarlijkse Ayyappa Deeksha tijdens mijn vroege twintiger jaren. Bij verschillende gelegenheden droomde ik en heb ik nog wel eens dromen over dingen die op het punt stonden of staan te gebeuren, of over het lijden van iemand die ik kende, of over mystieke plaatsen en tempels die ik niet kende danwel niet logisch kon verklaren. Op een bepaald moment in mijn leven leken al deze ervaringen een last voor mij en twijfelde ik of ik het spirituele pad wel zou omarmen, vanwege de onbewuste angsten die ik misschien had ontwikkeld, vanwege de identiteit, financiële, maatschappelijke en algemene crises die ik had meegemaakt in mijn kindertijd, tienertijd en vroege volwassenheid. Toch verdwenen de spirituele ervaringen niet helemaal. Ik dwaalde af van de spirituele praktijken om aan mezelf te bewijzen dat ik fout zat en om mijn spirituele identiteit te testen. Door ervaringen leerde ik dat spiritualiteit een kwaliteit van bestaan is, een kwaliteit van verbonden zijn met dingen, wezens en omstandigheden rondom, en dat het pad voor iedereen uniek is, net zoals wij allemaal uniek zijn op onze eigen manier. Men kan het ontkennen of afwijzen, maar het bestaat.
Om dit te kunnen ervaren en de reis te verrijken, moet men alle ervaringen die men heeft opgedaan accepteren, zichzelf aanvaarden, gewoon zoals men is en het hele bewustzijn integreren in zijn of haar bestaan. Natuurlijk maakt gebrek aan zelfaanvaarding en het verkeren in de illusie van controle de reis moeilijk, vaak ook omdat het ook moeilijk is om logica te vinden in wat er gebeurt. Niet alles kan en hoeft echter logisch verklaard te worden. Door in een staat van bewustzijn te verkeren, op jezelf te vertrouwen, niet in de illusie van controle te verkeren en los te laten, worden antwoorden onthuld op veel vragen die we hebben. Blinde vlekken die we ophopen als gevolg van sociale, politieke en culturele invloeden waar we vatbaar voor zijn, lossen vervolgens op. Kortom, alle antwoorden liggen in onszelf, wat we moeten verzamelen is de moed en de discipline om in onszelf te kijken, zonder oordeel.
Nu ben ik tot het besef gekomen dat spiritualiteit niet geassocieerd wordt met religie en dat het enige wat we nodig hebben is om gewoon te zijn. Maar omdat het menselijk brein, samenlevingen en culturen onbedoeld hindernissen opwerpen voor dit proces, helpen verschillende praktijken zoals Dhyāna, Japa, en Bhajana ons om deze te overwinnen. Ik heb ook geleerd dat deze praktijken ons kunnen helpen ons spirituele zelf te openbaren, maar dat zij slechts de ondersteunende hulpmiddelen zijn en niet de bestemming zelf. Dit bewustzijn is inderdaad nuttig, maar dat is niet alles. Bewustwording en beoefening zonder gehechtheid aan de gevolgen zijn anders, vooral wanneer de invloeden groot zijn op de gevoelige geest. De recente bevindingen die de wetenschappelijke aard van de Hindoe-praktijken verduidelijken, en de relatie tot het universum, maken mijn geloof alleen maar steviger, aangezien ervaringen meer waard zijn dan een goedkeuring van een externe bron, zelfs als dat de God zelf is (Swami Vivekananda).
Door mijn promotieonderzoek te doen in spiritualiteit, ben ik er zeker van antwoorden te vinden op de vragen in mijn eigen spirituele zoektocht en dat die hopelijk ook van nut zullen zijn voor iemand, ergens in de wereld, op een bepaald moment in de tijd. Het enige wat ik moet doen is discipline opbrengen en consequent zijn. Dat is het mysterie dat tijd alleen kan onthullen.
Om Shanti