Management & Leiderschap Spiritualiteit & Samenleving Nummer 3, 20 juni-2020 NL

Geïnspireerd leiderschap ten tijde van crisis: Het geheim van Gandhi

In de meest algemene zin betekent yoga de vereniging van het individuele zelf, je oppervlakkige ego of nepik, met het universele of hoogste Zelf, je diepste zelf, wat in de Gita wordt genoemd ‘het ultieme geheim van yoga’.

Deel 2 - Op weg naar balans tussen creatie en destructie

In de Bhagavad-gita is de beroemde boogschutter Arjuna de generaal van één van de twee legers die in slagorde staan opgesteld om elkaar te lijf te gaan voor het uitvechten van een dramatische familievete. Vlak voor de aanvang van de veldslag vraagt hij Krishna om zijn wagen tussen de legers te manoeuvreren zodat hij de zaak in ogenschouw kan nemen. Echter zinkt dan hem de moed in de schoenen en raakt hij volkomen vertwijfeld over wat hij moet doen. Zijn inzinking komt voort uit de grote verwarring in zijn geest over wat zijn plicht (dharma) is: ‘Mijn hele wezen wordt gekweld door een erbarmelijke zwakte van de spirit. Mijn gedachten over dharma zijn volledig in de war.’ (Vers 2.7)

Het complexe begrip dharma is hier zo belangrijk dat het, zoals gebruikelijk in oude Sanskriet Teksten, het allereerste woord van de Gita is. Hier wordt het vertaald als ‘morele plicht’, soms ook als ‘gedragscode’, maar meer algemeen staat dharma voor het wezen van de kosmische orde. Er zijn altijd positieve en negatieve krachten van creatie en destructie werkzaam in de kosmische orde die in balans moeten worden gehouden. Mensen kunnen hier aan bijdragen door hun plichten te vervullen. De uitwendige strijd die op het slagveld van Kuru plaatsvindt tussen twee legers die symbolisch staan voor deze positieve en negatieve krachten en die tot de innerlijke strijd van Arjuna leidt,

heet daarom in de Gita ook wel de strijd op het ‘veld van dharma.’ Zo begint de Gita dan ook met de beroemde woorden: dharma-kshetre kuru-kshetre: op het veld van dharma, op het veld van Kuru (Kurukshetra ligt ongeveer 150 km ten noorden van Delhi.) Het is veelbetekenend dat Krishna, die symbool staat voor het Absolute (brahman), zich tussen de twee legers opstelt, de positieve en negatieve krachten van dharma, en deze aldus in balans houdt. Een vreselijk dharmisch dilemma dringt zich aan Arjuna op tussen enerzijds wat het hart verlangt, de plicht om zijn verwanten te beschermen en lief te hebben, en anderzijds wat het verstand hem opdringt om zijn plicht als krijger en beschermer van de gemeenschap te vervullen. Arjuna ziet niet wat hij ermee opschiet als hij het koninkrijk terugkrijgt dat zijn broer rechtens toekomt, maar zijn bloedverwanten, vrienden en geliefde leraren die in het andere leger vechten over de kling moet jagen. In een dergelijke crisissituatie die je plots bij de keel grijpt, komen vaak diepere levensvragen bovendrijven zoals ‘Wie ben ik?’, ‘Wat betekent de dood?’ en ‘Wat is de zin van dit alles?’, zo ook voor Arjuna.

In de Gita begint op dat moment de beroemde dialoog tussen Krishna en Arjuna. Na achttien hoofdstukken van totaal 700 verzen wordt Arjuna’s onwetendheid over zijn ware aard verdreven en maakt plaats voor zijn Zelfrealisatie, d.w.z. de vernietiging van zijn ego-zelf en de realisatie van zijn ware Zelf. Omdat problemen meestal voortkomen uit een zwakte van de geest en niet worden opgelost op het niveau waar ze ontstaan, verdampt met dit diepe besef van wie hij werkelijk is het dilemma van Arjuna volledig en is hij weer in staat tot de juiste actie – hoewel, gezien vanuit het standpunt van een onwetende, paradoxaal genoeg, hij dit nu ervaart als non-actie. Daarmee heeft de Gita de status van een buitengewoon praktische levensfilosofie gekregen. Men hoeft geen hindoe te zijn om de Gita te lezen en te waarderen. De vele vertalingen en commentaren in oost en west getuigen ervan dat het de status van wereldliteratuur heeft gekregen, waarvan de authentieke stem van spirituele wijsheid het hart van miljoenen mensen heeft beroerd.

Crisissituaties worden gekenmerkt door dilemma’s tussen hart en verstand die verlammend kunnen werken, terwijl er toch vooral van leidinggevenden wordt gevraagd om tot actie over te gaan. Dit is een kernthema in de Gita en zoals eerder gezegd wordt in alle grote Sanskriet Geschriften het kernthema in het eerste vers gepresenteerd. Hierin wil de onrechtmatig op de troon zittende blinde heerser, Dhritarashtra, die het land in het verderf heeft gestort, door zijn raadgever Sanjaya geïnformeerd worden over de strijd met een vraag over actie: ‘Hoe hebben ze gehandeld?’ en niet met vragen zoals ‘Zijn ze al begonnen?’ of ‘Wie wint er?’ etc.

Het tweede hoofdstuk wordt wel de ziel van de Gita genoemd. Het was ook Gandhi’s favoriete hoofdstuk. De essentie van dit hoofdstuk wordt in vers 2.48 gegeven en samengevat in de eerste versregel (zonder diakritische tekens).

योगस्थः कुरु कर्माणि ..

Yogasthaḥ kuru karmāṇi .
Handel vanuit je diepste Zelf

Dit is een enigszins vrije vertaling. Om iets meer te begrijpen van de betekenis van deze zin, luidt de letterlijke vertaling: Standvastig in yoga (yoga-sthah), doe (kuru) handelingen (karmani). Het tweede deel van het eerste woord, sthah, is etymologisch verbonden met het Nederlandse woord ‘staan’; dus er staat: staande in yoga, of gegrondvest of standvastig in yoga. Wat betekent yoga hier? Men heeft hier al gauw beelden bij van allerlei ingewikkelde lichamelijke ‘standjes’, maar dat wordt niet met yoga bedoeld.

Dat zijn oefeningen (asanas) om lichaam en geest in een toestand van rust te brengen waardoor ze ontvankelijk worden voor de toestand van yoga. In de meest algemene zin betekent yoga de vereniging van het individuele zelf, je oppervlakkige ego of nepik, met het universele of hoogste Zelf, je diepste zelf, wat in de Gita wordt genoemd ‘het ultieme geheim van yoga’ (zie deel 1; vandaar de term diep leiderschap.) Het is een toestand van heelheid en volmaaktheid. (Het woord yoga komt van het Sanskriet werkwoord yuj, wat koppelen of verbinden betekent, en is ook herkenbaar in het Nederlandse woord ‘juk’ en het Engelse woord ‘yoke’.)

Het wordt een geheim genoemd omdat deze wijsheid, ondanks de vele woorden die er door alle eeuwen heen aan werden besteed, niet in woorden is uit te drukken en het verstand te boven gaat. Alleen zij die ontvankelijk zijn voor deze wijsheid en het pad van yoga daadwerkelijk betreden, raken verbonden met de energie en de blissvolle vrede (ananda) van het eeuwig onveranderlijke Zijn (sat), de echte Werkelijkheid die Zuiver Bewustzijn (cit) is. Zij die hiervoor niet ontvankelijk zijn en dat pad niet willen begaan – dat lijkt dus een vrije keus die de mens heeft – raken verwikkeld in de illusoire dynamiek van deze chaotische wereld en laten hun leven op de woelige baren van tijdelijk geluk en ongeluk, plezier en verdriet meevoeren. Voor hen blijft de wijsheid van de Gita dan ook in sluiers gehuld. Dat is het effect van maya, de creatieve energie van het brahman, wat daarom vaak met illusie wordt vertaald. Ook het vervolg van de eerste versregel van 2.48 is minstens zo belangrijk wanneer Krishna toevoegt: sangam tyaktva, Arjuna! Dit betekent: ‘terwijl je alle gehechtheid opgeeft’, d.w.z. zowel aan je ego dat het doenerschap opeist: ‘Ik ben de doener’, als aan de vruchten of het resultaat van je handeling (zie ook vers 2.47.)

.

Dit thema van onthechting (vairagyam) en verlangenloos handelen werd voor Gandhi een centraal leerstuk. Hij onderbouwde er ook zijn befaamde houding van geweldloosheid (ahimsa) mee.10 Maar deze wijsheid gaat veel dieper dan een soort van gemaakte onverschilligheid of valse bescheidenheid. Het komt neer op realisatie van het Zelf door het doen van Zelfonderzoek met als kernvraag: ‘Wie is die ‘ik’ waar ik het altijd maar over heb?’vairāgyam) and desireless action became a central doctrine for Gandhi, upon which he founded his renowned attitude of nonviolent action (ahiṃsa).10 But this wisdom is far more profound than artificial indifference or false modesty. It boils down to the realization of the Self that evolves from Self-enquiry through asking this central question: ‘Who is this ‘I’ that I am always talking about?’

Het betekent uiteindelijk de radicale vernietiging van je ego, dat niets anders blijkt te zijn dan een fantasie of een nepik, dat niet echt bestaat, en de permanente vestiging in Dat wat je werkelijk bent – altijd al, ook nu op dit moment: je diepste Zelf (atma-nishtha).

Referenties

  • Schweig, Graham M. (2007) Bhagavad-Gita: The beloved Lord’s secret love song (New York: HarperCollins), p. 37.
  • Swami Gambhirananda (transl.) (2006) Bhagavad-Gita, with commentary of Shankaracarya (Kolkata: Advaita Ashrama).
  • Gandhi, Mahatma (2009) The Bhagavad-Gita according to Gandhi (Berkeley: North Atlantic Books).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *